Terug

Overal zijn de spelregels anders

25-06-2020

Het is even wennen: wie videobelt met Joost van den Dool (45) ziet bij het aangaan van het scherm alleen een voorhoofd. Dat komt omdat Joost bijna met z’n neus op het scherm moet zitten om iets te zien. Hij heeft sinds zijn geboorte optische atrofie, een afstervende oogzenuw. Die visuele beperking stelt hem tijdens de coronacrisis voor allerlei nieuwe uitdagingen.

“Je ziet niks aan me. Daarom moet ik mensen vaak uitleggen wat ik heb. Mijn gezichtsvermogen is nog maar vijftien procent.  Zo kan ik bijvoorbeeld niet lezen wat er op straatnaambordjes staat en herken ik niemand die langsfietst. Ik heb mensen in mijn kerk wel eens schrik aangejaagd. Ik moest de preek voorlezen en zei: ‘Om jullie maar vast te waarschuwen, ik heb vijftig pagina’s tekst voor jullie.’ Waarbij ik er voor de grap niet bij zei hoeveel woorden er op een pagina stonden. Ik moet namelijk letters heel groot maken om ze te kunnen lezen.”

Uitgeverij in Den Bosch

Voor de coronacrisis begon, reisde ik redelijk veel. Ik werk bij een educatieve uitgeverij met diverse vestigingen in het buitenland. Nu doe ik al drie maanden alles vanuit huis. Zo’n enorme overgang is dat ook weer niet voor me. Want ik was het wel gewend om veel online af te handelen. Ik had dus toen de crisis begon, al alle thuiswerkvoorzieningen die ik nodig had. Zo gebruik ik onder andere een groot scherm op een zwenkarm, dat ik heel dicht naar me toe kan trekken. Videobellen, wat ik nu veel doe,  biedt mij zelfs een voordeel. Ik kan daardoor de gezichten beter zien. Tegelijkertijd mis ik het persoonlijk contact met mijn collega’s. Het is niet zo gezellig om elkaar alleen online te ontmoeten.”

Verschillende spelregels

“Het lastigste van deze crisis is dat de spelregels overal anders zijn. In de supermarkt waar ik altijd kom, ken ik die onderhand wel. Ik weet precies hoe ik in die winkel moet lopen en wat ik moet doen om anderhalve meter afstand te houden. Maar op andere plekken moet ik de spelregels telkens weer ontdekken, omdat ze overal verschillen. Neem de trein. Ik kan niet zien waar ik mag zitten. En laatst stond ik buiten te wachten bij een bloemenwinkel. Ik wist niet of ik naar binnen mocht omdat ik geen idee had hoeveel mensen maximaal werden toegelaten. Ik heb wel altijd standaard een stok in mijn tas. En als het nodig is, klap ik ‘m open en krijg ik vaak direct van alle kanten hulp aangeboden als ik ergens mee zit. Maar eigenlijk doe ik dat liever niet.”

Anderhalve meter

“Anderhalve meter afstand houden beperkt me in mijn omgang met mensen. Op die afstand kan ik een gezicht niet zien en herken ik ook niet iemands gelaatsuitdrukking. Zo hadden we onlangs met tien mensen een vergadering in de kerk. Ik had door de onderlinge afstand geen idee wie waar zat. Omdat ik ben geboren met optische atrofie kan ik mijn beperking wel een beetje compenseren. Ik ben gelukkig goed in stemherkenning. Als een bekende dus iets tegen me zegt, weet ik vaak wel wie het is door de stem.”

Fietsen met de dominee 

“Er zitten ook zeker leuke kanten aan deze tijd. Dat geef ik gelijk toe. Ik kan meer aandacht besteden aan mijn vrouw en onze drie kinderen. En regelmatig ga ik nu fietsen met mijn dominee. We doen routes die voor mij goed werken. Dat betekent dus fietsen langs plekken waar niet veel bomen staan. Als de zon schijnt en takken schaduwen geven op het pad, leidt me dat te veel af. Ik wil altijd kunnen zien waar de grens is tussen fietspad en berm.”

Tekst: Mariëtte Woudenberg

Wil jij een optimale website? Dan hebben we wat cookies van je nodig. Pas mijn voorkeuren aan